Oorlog in Nijmegen
bronnenonderzoek vervolgingen
Adelaar, Maurits 6 september 1876, Gorinchem
Berg en Dalseweg 420; pensionhouder; broer van Catharina Adelaar; man van Sophia van Lier (zie RAN 2_40203; eerder van Franciska van Huiden, overl. 1925); in 1928 uit Zwolle naar Nijmegen.
 
Zijn naam staat op RAN 2_40196. Omdat hij zogeheten ‘gezinshoofd’ was werd op 31 oktober een archiefkaart met alle personalia op diens verzoek (10 oktober 1941) gestuurd aan  Lentz: “… mij geleidelijk, doch in elk geval vóór Januari a.s. uittreksels te doen toekomen van de persoonskaarten der met J aangeduide hoofden van gezinnen”; o.a. kerkelijke gezindte en aanduiding J; ouder; echtgenoot(e); kinderen (verhouding tot het gezinshoofd [z, d, stz of std] van ieder der op PK vermelde kinderen (met aanduiding O indien overleden), ongeacht of die kinderen al dan niet nog bij het hoofd inwonen. 
Maurits Adelaar verkocht het pand Berg en Dalseweg 418 en 420 aan Jan Dijkgraaf, Mozartstraat 12 ; op 5 november 1940 voor ƒ 7000.-. Ze blijven er nog wonen. Jan Dijkgraaf 22 december 1916, hij woonde er op zeker moment ook, zie Woningkaart.
 
De naam komt voor op wat later wel is gaan heten de burgemeesterslijst. Deze lijsten werden in juli 1942 door de Afd. Bevolking van de gemeente Nijmegen opgesteld en toegezonden aan de Zentralstelle für jüdische Auswanderung in Amsterdam. Zie ook meer bij: Catharina Adelaar. 
 
Maurits was ondergedoken (zie RAN 2_40203, lijst met ‘Gevluchte Joden’). De C.v.P. van Nijmegen zet een opsporingsbericht (nr. 2300) in het Algemeen Politieblad van 15 oktober 1942, nr.41: Maurits Adelaar, Sophia van Lier, Catharina Adelaar, Mientje Eichenwald, Diena Vrengel. Ook inbeslagname op hen bevonden geld wordt verzocht.
 
Het bedrijf in: Verzameldossiers van geliquideerde joodse bedrijven en personen (= Archieven.nl; 094f, Omnia-Treuhand etc., 5867 – 5983, in dit geval in 5869; hierin een brief van Mattern van de OMNIA Treuhandgesellschaft: “Abschrift für Herrn [onleesbaar]; 24.Juli 1943; An die Wirtschafsprüfstelle, Arnhem’, Amsterdamscheweg 133; Betrifft: Pension Adelaar, Berg en Dalscheweg 420, Az.: […] Vk 71/Li; Omnia: A 304; Durch Anordnung der dortigen Dienststelle von 11. Mai 1943 sind wir mit der Liquidation den obigen Unternehmen beauftragt worden. Ueber unsere Erhebungen erstatten wir Ihnen nachstehenden B e r i c h t. Der Jude Maurits Adelaar betrieb in einem gemieteten Wohnhaus in Nijmegen, Berg en Dalscheweg 420 eine kleine Pension, die aber schon im 1.Halbjahr 1942 aufgegeben sein muess, da das Haus schon seit Juni 1942 wieder anderweitig vermietet ist. Bei der Polizei war Adelaar nicht bekannt. Beim Einwohnermeldeamt wurde er am 19. Dezember 1942 abgeschrieben. Es war dort nicht bekannt, wo er in der Zwischenzeit geblieben und woher er verzogen ist. De Jude unterhielt ein Postscheckkonto. Dasselbe wurde aufgelöst und der Saldo von fl.3.51 auf die Bank voor Nederlandschen Arbeid, N.V., Amsterdam überwiesen. Wir verbrauchten diesen Betrag für Portoauslagen und Handelsregisterspuren. Sonstige Vermögenswerte hat Adelaar nicht hinterlassen. Bezüglich der Umsatz- und Gewerbesteuer teilten wir den zuständige holländischen Behörden mit , dass wir eventuelle Rückstände mangels flüssiger Mittel nicht begleichen können.
 
Aus der gleichen Grunde konnten wir auch keine Unkostenpauschale erheben.
Eine Liquidation war nicht durchzuführen. Die Bestallungsurkunde senden wir Ihnen beiliegend zu unserer Entlastung zurück. Wir betrachten damit unseren Auftrag als erledigt. Heil Hitler! [handtekening onleesbaar]; Treuhandgesellschaft m.b.H. [Mattern]”. Er zit een tegenspraak tussen de bewering hier dat het huis sinds juni 1942 weer aan een ander verhuurd is en de navolgende verklaring van CvP Van Dijk.
 
Het huis staat in een brief van Commissaris van Politie Van Dijk aan de burgemeester van 7 november 1942; zie verder bij: Sophia van Lier; RAN 2_40213, pag. 4; het gehuurde huis is verzegeld en zal ontruimd worden. In een brief van 19 oktober repte Van Dijk ervan dat “gedurende de laatste maanden meerdere families Nijmegen heimelijk verlaten (hebben)”. Hij heeft in een bespreking met de SiPo afgesproken deze woningen zo snel mogelijk te ontruimen. In dezelfde brief heeft hij het over “dat door joden bewoonde huizen ongebruikt achterblijven, doordat de betrokken families worden aangehouden en op transport gesteld naar een of ander kamp”. In dat geval zouden de bewoners de sleutels meenemen en zou later over de inboedels worden beslist. RAN 2_40212, pag. 3. Maar hier is een man met een valse tong aan het woord. 
 
Van Dijk meldt de leeggeroofde woningen ook in zijn verslag van 16 november 1942 aan PG De Rijke in Arnhem:  “Uit enkele Jodenwoningen werden de inboedels verwijderd en opgeslagen (…). Er staan thans vele, voorheen door joden bewoonde huizen onbewoond. De inboedels lijden zeer veel door de weersgesteldheid en motten. Indien deze inboedels nog lang in deze toestand blijven, worden zij vrijwel waardeloos. In meerdere Jodenwoningen zijn nog levensmiddelen aanwezig, die deels reeds bedorven zijn of zeer spoedig zullen bederven, indien deze niet worden weggehaald”. Zie: NIOD-100, nr. 52.
 
“In verschillende onbewoond zijnde Jodenhuizen bleek reeds te zijn ingebroken en diefstal te zijn gepleegd. In de afgeloopen periode verdwenen wederom enkele joden spoorloos. (…). Eenige borden met het opschrift ‘Voor Joden verboden’, aangebracht bij parken en plantsoenen, werden ontvreemd en verwijderd door onbevoegden. Enkele van deze bordjes werden beklad.”
 
Bij de foto’s in archief RAN een mooie foto van interieur. Zijn naam komt voor op ushmm.org (Holocaust survivors). Hij staat in adresboek 1948, steeds nog met pension op dit adres.
 
Zijn naam staat op een lijst van Centraal Registratiebureau voor Joden, Afdeling van de Joodsche Coördinatie-Commissie voor het bevrijde Nederlandse gebied, Eindhoven, Supplement AIII. Hij geeft hier weer zijn oude adres op.