Adelaar, Catharina F. – 31 mei 1875, Gorinchem
Berg en Dalseweg 420. Op de PK: 1 juni 1943 afgevoerd, ‘buitenland’, dochter van Sara van Lier. Beroep: kantoorbediende, zonder; NI, J.
Haar naam RAN 5006_40195 (aanmelding 1941/6).
PK: Catharina Adelaar PK; NI, J; nat.: NL; dochter van Sara van Lier; beroep: kantoorbediende – zonder; 23 juni 1932 van Amsterdam naar Nijmegen, Berg en Dalseweg 41, 2 december 1938 naar Berg en Dalseweg 420; onverpl. aant DSK 1477 ing.; IB I Nm 162523/5074T+; 1 juni 1943 Buitenland; overlijden Sobibor akte 1169/49.
De naam komt voor op wat later wel is gaan heten de burgemeesterslijst. Deze lijsten werden in juli 1942 door de Afd. Bevolking van de gemeente Nijmegen opgesteld en toegezonden aan de Zentralstelle für jüdische Auswanderung in Amsterdam. Op 17 augustus 1942 ging een kopie met erop enkele aantekeningen naar de Beauftragten des Reichskommissars für die Provinz Gelderland, op dat moment was dat (a.i.) Schröder. De lijst bevat alle personen die geregistreerd waren als J en ook, indien zij in gezinsverband leefden met niet-Joden, de namen van hun verwanten. De lijst bevat niet de namen van degenen die in februari 1941 waren geregistreerd door Wilbers als GI en als GII, indien zij niet in een gezinsverband leefden. De lijst is opgesteld in het Duits en vormt de basis voor de deportaties in de erop volgende maanden. We troffen drie met pen bewerkte kopieën van de lijst aan in Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging, CABR (2.09.09): Politieke Recherche Afdeling (PRA) Nijmegen, inventarisnummer 95765, dossier 9871. Wilhelmus Franciscus Wijnand van der Wagt (28-09-1884); de lijsten komen eigenlijk uit het Gemeentearchief Nijmegen, maar daar konden wij ze niet traceren.
Het hoofd van de afd. Bevolking van de gemeente Nijmegen, Wilbers, wilde haar op 19 december 1942 afvoeren van het Bevolkingsregister Nijmegen. Zij was immers gevlucht. Op de PK zou dan de aantekening v.o.w. (vertrokken onbekend waarheen) komen. Hij zette haar op een lijst met de naam ‘Gevluchte Joden Nijmegen’ RAN 2_40203 (81 personen), welke lijst hij doorzond aan Lentz op die dag, zie briefwisseling in RAN 2_40199. Maar Catharina is blijkbaar wegens ziekte noodgedwongen rond die datum moeten terugkeren uit haar schuilplaats. Wilbers streept dan (*) naam en alle gegevens hier met pen door en schrijft erbij: “zie lijst zieken”; zij wordt niet uitgeschreven als bewoonster van Nijmegen.
Op RAN 2_40203 wordt zij ten onrechte ‘het kind” van Maurits Adelaar genoemd. Zij is zijn zus. Zij komt in 1932 vanuit Amsterdam naar Nijmegen.
Het huis staat in een brief van C.v.P. Van Dijk aan de burgemeester van 7 november 1942; zie verder bij: Sophia van Lier; RAN 2_40213, pag. 4; het huis is verzegeld en zal ontruimd worden; zie hierover ook bij Maurits Adelaar en met name bij Sophia van Lier. Op 31 maart 1944 wordt op dit adres Johanna van Oss (z) gearresteerd (RAN 85_2870, pag. 6, zie verder bij Van Oss). Mogelijk gaf de agent hier een fout huisnummer op: Jacques Rompel (z), haar zoon, woonde op Berg en Dalseweg 345.
Catharina was ondergedoken (zie RAN 2_40203, lijst met ‘Gevluchte Joden’). De C.v.P. van Nijmegen zet een opsporingsbericht (nr. 2300) in het Algemeen Politieblad van 15 oktober 1942, nr.41: Maurits Adelaar, Sophia van Lier, Catharina Adelaar, Mientje Eichenwalt, Diena Vrengel. Ook om inbeslagname van op hen bevonden geld wordt verzocht.
Maar zij moet terugkeren vanuit de onderduik, gedwongen door haar ziekte. Haar naam komt voor op een lijst van de Gemeente Nijmegen met de naam ‘Joden die te Nijmegen nog wonen en verklaren zelf of een der huisgenooten ziek te zijn’. Wij weten nu niet wanneer deze lijst, waarop 24 namen voorkomen, is opgemaakt, maar wij hebben sterke aanwijzingen dat dit is gebeurd kort na de grote razzia van 17 november 1942. De mogelijk eerst door de Joodse Raad samengestelde lijst bezorgde toen nog aan een persoon een zogeheten Krankensperre, op dat moment nog een vrijstelling van transport, die in sommige gevallen, maar niet alle, ook gold voor de verwanten. NB: wanneer wel/niet?
Zij heeft zich dus ziek ergens moeten melden. Op 29 maart 1943 komt de Beschikking van de Commissaris-generaal voor de Openbare Veiligheid die beveelt dat alle Joden (behalve een groot deel van de zgn. ‘gemengd gehuwden’) Gelderland (en bijna alle andere provincies) moeten hebben verlaten vóór 10 april 1943. Zij moeten zich melden in Kamp Vught of worden anders daarheen gedeporteerd. Maar de zieken (in ziekenhuizen, sanatoria, inrichtingen) zullen rechtstreeks naar Westerbork gedeporteerd worden; zie vooral het schrijven van Walraven (wnd. gewestelijk Politie-President Arnhem) van 6 april 1943; zie RAN 2_ 40207, p. 2 e.v. In dossier RAN 2_4786 (Nota’s etc.) vinden we inderdaad één declaratie van ƒ 7,50 van Gabriël, vrouw van Teunissen, die als werkvrouw bij de Politie werkte. Zij begeleidde op 9 april 1943 “zieke Jodinnen” naar Westerbork in plaats van hoofdinspectrice Geldens van de Kinderpolitie, die hiervoor aangewezen was maar dit weigerde (zie vooral RAN 81_29, Verklaringen van Vastbinder, Prick e.a., p. 5). CvP wees haar nadrukkelijk op haar plicht op 8 april 1943: “Auch nachdem ich ihr mitgeteilt hatte dass sie von diesem Augenblick an unter Arrest und zur Verfügung des Landespolizeipräsidenten sei, beharrte sie bei ihrer Weigerung und fügte hinzu: ’Ich hoffe, dass ich die Kraft haben werde, um alle Folgen meiner Handlungsweise auf mich zu nehmen und zu ertragen’ “ (NIOD, 100-220). Geldens werd voor 3 maanden opgesloten in de gevangenis van Arnhem en ontslagen. De reisdeclaraties van de diverse agenten, waaronder deze, vinden we ook weer terug in 2_40207 op klad, want de gemeente mag de onkosten van het transport van Joden en de ontruiming van hun woningen declareren bij het Departement van BiZa of, waar het later op lijkt, bij de Gevolmachtigde (Beauftragte) van de Rijkscommissaris in de provincie. Van Lokhorst declareert namens de Gemeente Nijmegen circa ƒ 4000 en kan nog niet inschatten welke kosten er nog gemaakt zullen worden. RAN 2_40207, p.8-24. Waarschijnlijk heeft Gabriël in ieder geval Adelaar, Johanna Frankenhuis en Franziska Krause overgebracht. De declaratie vermeldt dat zij, Gabriël, hiermee bezig was van 9 april 11:30 tot 10 april om 12:00 uur. RAN 2_4786. Zie ook NIOD 100-144, ook op deze site (Namenlijst van Joden die naar Vught of Westerbork zijn gebracht).
Verstappen legt ook een verklaring af over dit gebeuren, waaruit misschien af te leiden is dat Catharina Adelaar begin april 1943 in een ziekenhuis in Nijmegen verbleef en mogelijk door iemand van de Joodse Raad Nijmegen naar het station is overgebracht. Maar echt duidelijk is de verklaring niet: ““Omstreeks april 1943 moesten alle zieke Joden zich melden in het kamp te Vught met uitzondering van de leden van de Joodse Raad die nog bleven. Zodat alle Joden zich hadden gemeld bleven er in ’t ziekenhuis te Nijmegen nog enige zieke Jodinnen achter. De resp. doktoren gaven een verklaring af dat zij in verband met de gezondheidstoestand in het ziekenhuis moesten blijven. Later is dit door de Joodse Raad zo geregeld dat er een speciale trein liep naar Westerbork waarin de zieke Joden van verschillende delen van het land werden geplaatst. Met deze trein werden ook de zieke Jodinnen vervoerd en gaf de Commissaris van Politie van Dijk aan de Inspectrice van Kinderpolitie Van Geldens opdracht ter controle met de trein mee te gaan naar Westerbork. De zieke Jodinnen waren door de Joodse Raad in de trein gebracht. Mej. Geldens weigerde dit bevel om principiële redenen uit te voeren. Zij werd als verdacht van dienstweigering door Commissaris van Politie Van Dijk aangehouden en moest ter beschikking van de Gewestelijk Politie-President worden gesteld. Ik kreeg van Van Dijk opdracht haar voor genoemde Politiepresident te geleiden. Aangezien ik respect had voor haar houding in het algemeen voelde ik er niets voor om aan dit bevel te voldoen. ( ….)”. Feit is wel dat Van Geldens niet door Verstappen, maar door Heijgele is overgebracht naar Arnhem. Uit de verklaring is voorzichtig te destilleren dat de Politie in Nijmegen aparte instructies kreeg over het oppakken van de zieke Joden en het oppakken van de Joden met een andere Sperre, met name die vanwege de Joodse Raad. De verklaring van Verstappen in: CABR 24 I Br v C 104/50, BS Arnhem 61 (Verstappen).
Haar naam staat op een opgave van hoofdcommissaris Van Dijk: 22-04-1943: Brief van Van Dijk aan Walraven (Waarnemend Fungerend Gewestelijk Politiepresident te Arnhem): ‘ter voldoening aan den inhoud van Uw schrijven van 14 April 1943 […] betreffende: joden, heb ik de eer UHEd. Gestr. Hierbij de vier door U bedoelde opgaven te doen toekomen.’ Opgave 1, ‘Afgemelden naar een Kamp’; bij haar staat Westerbork. NIOD 100-144.
Catharina staat op RAN 2_9945, 2e supplement (bijgewerkt tot 22 oktober 1945): ‘afwezigen over wier vermogen een bewindvoerder werd aangesteld’, pag. 31. Als bewindvoerder wordt aangesteld: J. Groenman, Amsterdam.
Op de systeemkaart van de Joodse Raad (NA): < Hengsdalstraat (Berg en Dalseweg 42), Z.K.H.B. 81; dossiernr. 113818; 9-10 april 43 Wbk; Tr. (Transport) 13 april 1943. [Dus aankomst Westerbork 9 of 10 april 1943, hoogstwaarschijnlijk 9 april]. >.
De trein met 1204 gedeporteerden kwam op 16 april 1943 aan in Sobibor. Deze trein bestond helemaal uit goederenwagons.
Site OD: Algemeen Politieblad, nr. * 44, 15 oktober 1942, 1162, bericht 2300. Zij werd op 13 april 1943 vanuit Westerbork op transport nr. 58 gesteld naar Sobibor, waar ze direct na aankomst werd vermoord [Nee, politieblad nr. 41]